‘Een weerzinwekkende figuur’
“Wellicht de meest weerzinwekkende figuur, die tijdens de Duitse bezettingstijd in Nijmegen rondgeloopen heeft.” Zo omschrijft het Nijmeegs Dagblad politieman Anton Wiebe, bij diens rechtszaak vanwege oorlogsmisdaden.
Anton (Antonius Hendrikus) Wiebe wordt in 1897 in Balgoij geboren en trouwt in 1917 met Aleida Heijmen, met wie hij drie dochters krijgt. In 1919 treedt hij in dienst bij de Nijmeegse politie. Aanvankelijk is hij een straatagent, die anderen graag helpt, ook financieel. Daardoor komt hij zelf regelmatig in de problemen, tot woede van zijn vrouw. Zijn grootouders zijn van Duitse komaf. Wiebe en zijn vrouw geloven in de beloften van de nazi’s over betere arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden. In 1940 wordt hij lid van de NSB, een jaar later van het Rechtsfront, de NSBorganisatie voor medewerkers van politie, Justitie en advocaten.
Wiebe is een gezagsgetrouw man, die bij de Nijmeegse politie toetreedt tot de ‘Politieke Dienst’. Die houdt zich uitsluitend bezig met de opsporing van Joden en verzetsmensen. Hij is bij honderden arrestaties betrokken, steelt spullen van afgevoerde Joden, doet aan zwarte handel en is zwaar aan de drank. De offi cier van Justitie omschrijft Wiebe tijdens diens rechtszaak in november 1950 als “een boom van een kerel”, met een klein hartje, die volledig onder invloed stond van zijn vrouw, “die hem tot vele kwade dingen heeft aangezet en zijn gehele doen en laten bepaalde.” De offi cier constateert dat Wiebe na de oorlog “volledig tot inkeer is gekomen”. De verdachte legt honderden verklaringen af, waarbij hij zichzelf niet spaart. Ook werkt hij mee aan het opgraven van ‘talloze lijken’ van zijn slachtoff ers. Anton Wiebe wordt in 1950 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. De Bijzondere Raad van Cassatie maakt daar in april 1951 twintig jaar gevangenisstraf van met aftrek van voorarrest.
Bron: Frank Eliëns, Voor Joden verboden, Amsterdam 2021